zaterdag 18 mei 2013

Norderney, 1851 (1)


Toen de Groninger predikant Maurits Amshoff in 1843 eindelijk een zoon kreeg, bleek het een scrophuleus mannetje te zijn, dat maar niet ophield zich te krabben en zijn neus op te halen. Zo op het oog nam hij het groothartig op. Als hij over hem sprak, benadrukte hij dat een kind met een huidaandoening niet uitzonderlijk was. 
Maar toen hij de 50 passeerde en hij moest constateren dat het enige nageslacht dat hij had geproduceerd een schriel kind was dat zich als een schurftig stoppelkatje hele dagen zat te krabben, kreeg hij een zenuwzinking met ernstige hoofdpijnen. 
De huisarts die zag hoe vader en zoon er aan toe waren, deed een suggestie; als ze nou eens samen met moeder naar een Noordzee-eiland zouden gaan, om een zeebad te nemen. Niet alleen bevatte het zeewater zoutzure kalk en natrium dat in een voortdurende, bruisende beweging rijkelijk vermengd was met dierlijke stoffen die op zich al heel genezend uitwerkten op kwaadsappigheid, huid- en zenuwziekten. Maar de arts legde ook uit dat de frisse zeelucht op zich al geen kwaad kon en dat het nieuwe en vreemde van het baden in open zee, de eigenaardige indruk die het maakte op de patiƫnt, buitengewoon heilzaam was.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten